Paarden

 

 

1.Het belang van vitamine E

 

Vitamine E beschermt de celmembranen, werkt preventief tegen spierproblemen door de vorming van melkzuur tegen te gaan en verhoogt de zuurstofopname in het bloed zodat er snellere recuperatie is na zware inspanningen.  Door de positieve werking op spieren en recuperatie wordt vitamine E bij sportpaarden fel gewaardeerd.
De sportvoeders van AVEVE bevatten dan ook hoge gehalten aan vitamine E.  Je kan ook een Activ E toevoegen aan het rantsoen. Dit supplement bevat naast Vitamine E ook selenium die de werking van vitamine E versterkt.

 

2.Advies i.v.m. dikke benen of stalbenen.

 

Heeft een paard stalbenen (dikke, opgezwollen benen), dan komt dat bijna altijd door te weinig beweging. Vaak ziet men "stalbenen" bij oudere paarden die veel op stal staan (vandaar de naam). De benen zijn opgezwollen. Dit kan ook te maken hebben met spierverzuring (overbelasting de dag of dagen daarvoor), maar meestal heeft het te maken met een gebrek aan beweging of met een teveel aan eiwit in het rantsoen.  De oplossing voor dit probleem is dan ook om het paard meer beweging te gunnen of het eiwitgehalte in het rantsoen te verminderen.

 

3.Voerregels van AVEVE

 

De 7 voerregels van AVEVE zijn:

 

1.Vaak en in kleine porties voederen.
Van nature zijn paarden 60 tot 80% van de tijd bezig met eten. In plaats van al het krachtvoeder ineens aan te bieden, is het beter het dagrantsoen te verdelen over 2 of 3 porties per dag.

 

2. Regelmaat in samenstelling en voedertijden.
Paarden zijn gewoontedieren. Daarom hebben zij behoefte aan regelmaat in samenstelling van het voeder en vaste voedertijden. Veranderingen moet je altijd langzaam doorvoeren, de micro-organismen in de darmen hebben tijd nodig om aan een nieuw rantsoen te wennen.

 

3. Op maat voederen.
Afhankelijk van het karakter, gewicht en de te verrichten inspanningen kan je het rantsoen aanpassen.  Dit vraagt praktijkgericht inzicht. Een voederrichtlijn is steeds een gemiddelde waarde, afhankelijk van hoe je paard reageert op dit rantsoen kan je individuele bijsturingen maken. Ieder paard is immers anders.

 

4. Kies altijd voor ruwvoeder van goede kwaliteit.
Zonder goed ruwvoeder kunnen de bacteriën en micro-organismen in het darmstelsel van het paard hun werk niet behoorlijk uitvoeren en dan is de vertering van een paard niet optimaal. Zorg daarom altijd voor goed hooi of ander ruwvoeder.

 

5. Eerst ruwvoeder, dan krachtvoeder.
Speeksel wordt alleen gevormd als het paard kauwt. Dit zorgt ervoor dat het voeder soepel naar binnen glijdt en voorkomt verstopping in de slokdarm. Tevens neutraliseert speeksel het maagzuur en voorkomt zo maagzweren. Om een goede speekselopbouw te krijgen, geef je best eerst wat ruwvoeder voor dat je krachtvoeder geeft.

 

6. Na het eten heeft het paard nood aan rust.
Zorg ervoor dat je na het voederen niet direct gaat rijden. Zorg voor een pauze van minstens 1 uur.

 

7. Altijd vers water.
Zorg ervoor dat je paard steeds kan beschikken over vers water. Zeker bij hoge temperaturen en bij veel zweten is de wateropname belangrijk.